In het huidige heersende onderzoekparadigma wordt uitgegaan van het idee dat we de wereld objectief waarnemen. In het sterk in opkomst zijnde paradigma, waarvoor in de vorige eeuw de basis is gelegd door filosofen van de Frankfurter Schule, is dit idee verlaten.
Neem de tekening hierboven. Lees je van links naar rechts, dan denk je vanuit de letter A en dus zie je daarna een B. Lees je van boven naar beneden, dan denk je vanuit het cijfer 12 en dus zie je het cijfer 13.
Of neem de tekening van een kubus. Een kind van twee jaar oud ziet geen kubus, maar een plat vlak met lijntjes. Waarop de ouders zich ongerust maken, maar als het kind een jaar of zeven is, dan ziet het plots een kubus. Het kind heeft geleerd om diepte te zien in de tekening. En als het kind volwassen is? Dan zijn de rollen omgedraaid. Dan kost het moeite om de tekening weer als een kind te zien. Dus als een plat vlak. Probeer het maar eens.
HOE WEET JE OF EEN THEORIE KLOPT?
Volgens het huidige heersende onderzoekparadigma zijn waarnemingen objectief en dus geschikt om een theorie te toetsen. Bijvoorbeeld de theorie “de ooievaar brengt de kinderen”. Op basis van deze theorie kan worden voorspeld “dat er meer kinderen geboren worden, als er meer ooievaars zijn”.
In Duitsland is dat onderzocht. Er zijn gebieden vergeleken met meer en minder ooievaars. Wat blijkt? In gebieden met meer ooievaars worden significant meer kinderen geboren!! De theorie “ooievaars brengen kinderen” blijkt wetenschappelijk bewezen te zijn.
Om dit soort onderzoeksresultaten te voorkomen moeten we ons volgens de wetenschapsfilosofen uit de Frankfurter Schule richten op het bedenken van acties. En vervolgens nagaan of deze in onze BELEVING een positief effect hebben. Zo kunnen we op basis van de theorie “de ooievaar brengt de kinderen” bijvoorbeeld op het idee komen om ooievaars te gaan vangen. Lukt dit en worden hierna minder kinderen geboren? Dan is de theorie “de ooievaar brengt de kinderen” bevestigd.
Delnooz ontwikkelde in zijn proefschrift een onderzoeksmethodologie bij deze wetenschapsopvatting die sterk lijkt op de werkwijze in de natuurwetenschappen. In beide werkwijzen worden creatieve, praktisch bruikbare oplossingen bedacht voor vraagstukken en vervolgens getest. Vandaar de naam van deze onderzoeksmethodologie: Creatieve Actieve Methodologie (CAM). Het proefschrift is zowel in het Nederlands als het Engels gepubliceerd.
AANSLUITEN BIJ DE WERKING VAN DE HERSENEN
De toepassing van de CAM blijkt succesvol te zijn. Zodra studenten/ onderzoekers hiermee aan de slag gaan ten behoeve hun onderzoek nemen het niveau en de praktische relevantie van hun werk toe.
Het viel Delnooz op dat ook de onderzoekende houding toeneemt. Dat wil zeggen: de motivatie om kennis te verzamelen en het praktische vraagstuk op te lossen.
Hoe is dat mogelijk? Hij beantwoordt deze vraag aan de hand van zijn evolutietheorie: “De hersenen hebben zich in de loop van de geschiedenis ontwikkeld tot kritische en creatieve probleemoplossers. Wie wil overleven moet namelijk kritisch, creatief en ondernemend zijn. Omdat CAM aansluit bij deze werking van de hersenen nemen zowel de motivatie als leerprestaties toe.
EFFECTIEF ONDERWIJS
Uitgaande van zijn evolutie-theorie bedacht Delnooz pedagogisch-didactische richtlijnen voor leerkrachten om het onderwijs beter aan te laten sluiten bij de werking van de hersenen. Deze richtlijnen doen denken aan de kritische-pedagogiek van Paolo Freire en worden de parameters van de CAM genoemd.
Deze parameters zijn de afgelopen jaren tientallen keren getest in het lager-, middelbaar-, en hoger onderwijs. De richtlijnen blijken effectief te zijn. In elke test blijken de motivatie en prestaties significant van de leerlingen te stijgen als leerkrachten leren om deze richtlijnen toe te passen.
SAMENVATTEND:
CAM is een methodologie die is ontwikkeld op basis van de wetenschapsfilosofische inzichten uit de Frankfurter Schule. Deze methodologie is gericht op het bedenken en testen van acties om een vraagstuk op te lossen én sluit aan bij de werking van de hersenen.
Doordat het aansluit bij de werking van de hersenen is CAM tegelijkertijd een pedagogisch-didactisch middel. Het daagt leerlingen en studenten uit kritisch te zijn; creatieve oplossingen te bedenken voor een vraagstuk; en deze te testen. CAM stimuleert met andere woorden de ondernemendheid van leerlingen en studenten. De motivatie en leerprestaties blijken daardoor significant toe te nemen in zowel het lager-, midelbaar-, als hoger onderwijs.